Afscheid nemen

Ik kan het niet denk ik. Ik kan niet afscheid nemen. Zoals je gedag zegt tegen vrienden die je na een tijdje wel weer ziet. Of zoals je lachend een arm omhoog steekt als je reisgenoten uitzwaait. Want dat zijn ze. Reisgenoten. Vrienden. Wereldburgers. Net als ik.

En ik kan het niet. Het voelt alsof we instemmen met iets dat eigenlijk verboden is. Daar zijn toch wetten voor zou je denken. In zo’n land als het onze. Dan ben je toch beschermd zou je denken. Maar dat ben je niet. Niet als je niet één van ons bent. Dan hoor je er niet bij. Dan ben je verboden. Net zoals een overtreden wet. Je gaat naar de gevangenis als je niet bij ons hoort. Dan ben je gecriminaliseerd. Zo heet dat. Zelfs als er in je eigen land geschoten en gemoord wordt. Zelfs als je gestenigd zou worden bij terugkeer. In het land waar je geboren bent.

Niet als je niet één van ons bent. Dan hoor je er niet bij. Dan ben je verboden

Ik kan het niet. Me voorstellen hoe het is om niet te mogen bestaan. Hoe volgende week de sleutel in het slot gaat. Omgedraaid wordt. ‘Klik’ hoor je. Een zacht klikje van metaal op metaal. En dat het dat dan was. Voor dat moment. Zwaaien we elkaar uit. Zal de zon schijnen. En wandelen er 129 mensen zonder paspoort de straat uit, de leegte in. Op weg naar.

Naar een ander tijdelijk moment. Een nieuw slot dat klik zegt. Een nieuwe deur. Nieuwe mensen. Nieuwe buren. Al ben je nog zo moe. Al  doen je voeten pijn. Je reist al zo lang. Je reist om te mogen bestaan. Waar dan ook.

Ik kan het niet. Ik kan het niet voelen. En niet begrijpen. Had iemand me vier maanden geleden verteld dat ik vandaag zou nadenken over een afscheidsritueel voor mensen die nergens thuis mogen zijn. Dan zou ik gelachen hebben. Ik? Ik zou daar immers niet meer aan beginnen. Het leven zou alleen nog lachen. Voor mij in 2013. Feest zou het worden. Want dat had ik verdiend. Heb ik nog steeds verdiend. En toch is er dat moment. Over een paar dagen.

‘Ik verdring het nog’, zei iemand gisteren tegen me. ‘Ik wil het niet zien’. Stiekem benijd ik het. Ik wil dat ook. Kop in het zand en nog even doen of de schaduw van het leven niet bestaat. Net doen alsof er ècht te weinig aarde is waarop we samen kunnen leven. Net doen alsof een papiertje ècht je bestaan kan bepalen. Net doen alsof het niet waar is dat er volgende week 129 mensen uitgezwaaid worden. Reisgenoten. Vrienden. Wereldburgers.

Ik kan het niet. Dus zit er niets anders op.

Een bijdrage van Annette Döllewww.devluchtkerk.nl | Amsterdam