Nieuwsberichten met als sleutelwoord: carriere

Heruitvinding van het normale

Toen ik startte met coachen overwoog ik mijn praktijk BUREAU VOOR PERSOONLIJKE KRIMP te noemen. Gewoon omdat ik toen zo moe werd van dat hele persoonlijke groei ding. Alles moet maar groeien, verwerkt worden, doorbroken. Omdat ik jeuk kreeg van termen als ‘loslaten’, ‘in je kracht staan’ en van mensen die beweren dat we ‘allemaal één zijn’.

Gelukkig jeukt het niet meer zo. En heb ik mijn praktijk niet zo genoemd. Ik heb voor een naam gekozen die ik zélf mooi vind. Niet eentje die een vorm van verzet is, maar een van eigenheid. Omdat Jerphaas alle letters van mijn voornaam bevat.

Lees verder

Thuisfalende experts

Al jaren spaar ik ze. Mensen die in hun vak de kampioensstatus hebben maar er op hetzelfde terrein in hun persoonlijke leven niks van bakken. De verlichtingsfilosoof Rousseau is de eerste in mijn verzameling. Hij schreef het eerste standaardwerk over de kinderopvoeding maar zijn eigen (vijf!) kinderen bracht hij meteen na de geboorte naar een vondelingengesticht omdat hij zich er geen raad mee wist.

Ooit was ik leraar Nederlands op een middelbare school. Het eerste uur begon om tien over acht. Twee keer per week 1b, een drukke brugklas met veel wizzkids. Eerste en laatste antwoord van die bijdehandjes: ja maar… Altijd pret met dat uitgeslapen volkje. Op één na: een joch dat steevast om kwart over acht in zijn bankje in slaap sukkelde. Eerst dacht ik dat hij de boel voor de gek hield, maar het kereltje was niet bij de les te krijgen. De oorzaak kwam boven tafel tijdens een gesprek met zijn ouders: papa roerde elke ochtend stiekem een valiumpje 10 door zijn milkshake. Alleen zo kon hij hem in het gareel houden. Dat zoonlief er als een zombie bijliep, beschouwde hij als collateral damage in de oorlog die opvoeding heet. Het beroep van de vader? Kinder­rechter.

Lees verder

De lokroep van de kantoorkrekel

Hoe vaak hoor je niet dat:

  • de klant centraal staat
  • continue de focus ligt op het toevoegen van meerwaarde
  • voortdurend innoveren het doel is
  • veranderingen structureel zijn en dienen te worden geconsolideerd
  • doelmatigheid van de bedrijfsvoering onverminderd actueel blijft
  • betekenisvolle waarden worden geplaatst in meerjarig perspectief

Na het typen van deze woorden krijg ik zin mijn mond met zeep te wassen. Ik geef het direct toe: dit is de slechtste inleiding die ik ooit schreef. Glashard ga ik hier voorbij aan mijn motto: als het mijn hart niet raakt, raakt het die van de lezer ook niet. En precies daarom doe ik het. Omdat de leegheid van dit kantoor- en managersjargon me juist zo raakt.

Lees verder

Het Ferrari gevoel

Ze was altijd druk en had altijd haast. Bij alles wat ze deed leek het of ze met een Ferrari door de stad scheurde en daarmee haar taken vervulde. Vol gas optrekken, met piepende banden door de bocht, uitwijken voor al die andere overbodige verkeersdeelnemers, en dankzij de ABS weer op tijd stilstaan voor het volgende verkeerslicht. Achttien uur racen per dag. Thuis en op het werk. Dag in dag uit. Week in week uit. Eigenlijk al haar hele leven lang. Slechts zes uurtjes slapen en ook daarin heftige dromen met bloedstollende achtervolgingsscenes. Angst om te falen. Angst voor afwijzing. Angst voor werkelijk contact. Altijd op pad. Altijd op de vlucht. Op zoek naar goedkeuring en acceptatie. De wereld lag ermee bezaaid, maar zij ging er zo hard aan voorbij dat ze het helemaal niet opmerkte.

En zo kwam ze ook bij mij. Ze deed haar verhaal ronkend en snel: dat alle anderen zo passief waren en dat zij alles zelf moest doen. Ze kon haar ergernis niet meer onderdrukken en dat droeg niet bij aan een oplossing, integendeel. De wanhoop in haar leven kon ze wel onderdrukken, maar ook dat hielp niet. Zij was Sterk. Snel, bijna Perfect, en ze deed het voor de Anderen. Ze offerde zich op. En ze beleefde er maar weinig vreugde aan. Maar het moest. Van wie? Geen idee. Het moest! Gewoon! Omdat het moest!

Of ik het onderhoud maar even wilde doen

Deze Ferrari was op. Er was heel veel achterstallig onderhoud. De dashboardlampjes knipperden rood en oranje, dus er moest iets gebeuren. Of ik het onderhoud maar even wilde doen. Niet voor haar, maar voor die anderen. Snel en perfect. Dan kon ze weer verder. Tijdens de intake bleef ze in de auto zitten met het gas erop, alsof ze bang was dat de motor zou afkoelen en dan minder zou presteren. Het was voor haar onmogelijk om even uit te stappen en de sleuteltjes aan mij te geven. Ze deed haar
verhaal op volle toeren. De uitlaat was niet meer helemaal fris, dus je kunt je voorstellen hoe dat klonk. Het was voor mij onmogelijk om zo contact met haar te maken. Ik stelde wel vragen en tikte tegen het raampje, maar ze verstond me niet; overstemd door de lekkende uitlaat en zwaar ratelende mechanica.

De lucht om ons heen begon door de uitlaatgassen al aardig te meuren. ‘Is dit wat er bij je thuis ook gebeurt?’ schreeuwde ik. De motor maakte even iets minder toeren. ‘Is dit wat jij wilt dat er gebeurt?’ Ze liet het gas abrupt los; de motor draaide nu stationair. ‘Is dit wat je huisgenoten willen dat er gebeurt? Vinden zij je nog wel aardig?’

Klik. Stilte.

Als jij de motor niet stilzet, dan kan ik er niet aan werken. Aan een oververhitte motor brand ik mijn vingers. Daar bedank ik voor.’ Ze begreep het. Met een heel klein beetje opluchting en een heleboel tegenzin. ‘Wat zou je eigenlijk willen?’ Ze keek weg en aarzelde. Rust? Liefde? Geborgenheid? Ze wist het niet goed. ‘Mooie doelen’ prees ik haar, ‘Ga je die zo bereiken?’
En pas toen, heel langzaam, draaide ze zich naar me toe.

een artikel van Rolf Torenbeek, Foto: Axion23

Storm in je geest

Dit werkelijk prachtige filmpje gaat over de wind. Beter gezegd over storm. Over een volkje dat altijd in de storm leeft.

Ergens doet het me denken aan sommige cliënten die in mijn praktijk komen. Aan de mensen die het geluk nog niet kunnen herkennen. Die denken dat ze nogmaals harder moeten werken/studeren/zwoegen voordat ze het geluk waard zijn. Mensen die zelf zoveel tegenwind maken, dat ze niet op hun bestemming zullen komen.

Kijk en geniet van dit prachtige filmpje!

Lees verder

Leiderschap is onderaan beginnen

Jongens willen vaak straaljagerpiloot worden of brandweerman. Ze hebben geen enkel idee hoeveel ze daarvoor zullen moeten doen. En dat interesseert ze natuurlijk ook niet. Ze willen gewoon in een straaljager stappen en wegvliegen. Dat optimisme zie je ook bij talentenjachten op tv. Deelnemers verwachten terstond wereldberoemd mét contract én persoonlijke manager als winnaar naar buiten te lopen. Maar het merendeel wint natuurlijk niet.

In zijn boek De Wildeman spreekt Robert Bly prachtig over de noodzaak om op de weg naar volwassen man, een astijd mee te maken. De astijd is volgens Bly de tijd die een man, nog voor er überhaupt sprake is van een carrière, móet meemaken om goed leiding te kunnen geven. Leiding aan zichzelf en aan anderen.

Iets dat zó belangrijk is dat als het niet gedaan wordt, al het andere niet gedaan kan worden

Bly illustreert de astijd aan de hand van het verhaal van een jongen die later koning wil worden. Koning worden lijkt de jongen wel wat. Op een troon zitten, veel geld bezitten en een volk dat naar je luistert. De jongen went zich tot de koning, vraagt om een baan en krijgt een baan. Hij krijgt een taak waar volgens de koning alles mee begint. Iets dat zó belangrijk is dat als het niet gedaan wordt al het andere niet gedaan kan worden. Het kasteel zou in zijn geheel niet kunnen functioneren, noch de koning, noch zijn personeel. De jongen is dolenthousiast. Wanneer hij zich de eerste dag op het kasteel meldt, wordt hij meegenomen naar de keuken in de kelder. Daar mag hij het as van de vuren verzamelen, naar buiten brengen en nieuw hout halen.

Natuurlijk is de jongen diep teleurgesteld. Het is niet de baan die hij verwachtte. Het werk is vies en het is in de kelder. Toch doet hij het werk. Omdat hij naar de koning luistert en omdat hij ergens voelt dat het klopt.

Na een paar seizoenen gaat hij zich langzaam thuis voelen in de keuken. Hij leert de groentes kennen. Hij leert koken. En op een dag komt er zelfs iemand anders de as verwijderen. Weer later leert hij de tuin onderhouden, paardrijden, een zwaard smeden. Hij vecht mee met het koningsleger. Trouwt de dochter van de koning. En op een dag als de koning overlijdt, wordt hij de koning.

Asmannen

kroon-klein

Als jij, als man, een as-tijd hebt meegemaakt, zal je je in dit verhaal herkennen. Je zult je de soberheid en de zinloosheid ervan nog kunnen herinneren. Wellicht kijk je terug met een gevoel van nostalgie of zelfs romantiek. Omdat je nu weet dat je het toen mis had. Het was niet voor niets. Het was wellicht zelfs het beste dat je is overkomen. Je bent van je brandweermannen-troon gestapt, gevallen of zelfs gedonderd en je bent man onder de mannen geworden. En nu je jaren later leider of manager in een bedrijf bent, kun je oprecht trots zijn op wat jij en je medewerkers samen neerzetten. Maar daarvoor moest je wel door je as-tijd heen.

Mijn eerste astijd

Ik zou mijn moeder op mijn achttiende laten zien dat ik écht wel klaar was om op kamers te gaan. Dus huurde ik met een vriend een flat. Studentenhuizen vonden we een vieze bende. Die periode zouden we overslaan.

De dag na de verhuizing stond ik huilend in een groene telefooncel mijn moeder te bellen (ja natuurlijk zouden we een eigen telefoon krijgen, maar die deed het nog niet). Ik heb het drie jaar volgehouden op de flat. Om daarna toch in een woongroep met een échte vieze man terecht te komen.

Mijn tweede astijd

Na mijn HTS studie kreeg ik een baan bij het televisieprogramma Het Klokhuis. Op de eerste dag dat ik een opname bijwoonde vroeg de regisseur of ik koffie wilde halen. “Daarvoor ben ik hier geen redacteur geworden. Dat doet iemand anders maar” zei ik. Die regisseur zorgt er twee jaar later voor dat ik word ontslagen.

Mijn derde astijd

Na een tweede ‘ontslag’ (dat ik wist te voorkomen door iets eerder zélf op te stappen) zwoor ik om nooit meer voor een baas te werken. Dus werd ik ondernemer. Ik begon een klus- en schildersbedrijf… op de fiets. Dit liep best goed in de warme maanden van het jaar, maar in de winter had ik niets te doen. En de hypotheek moest wel betaald worden. Ik had natuurlijk een klus-huis gekocht. Via het uitzendbureau kreeg ik een baantje in het archief van de Rabobank. Een ruimte zonder ramen met zo’n 4.000 hangmappen, die ik op alfabetische volgorde moest hangen. Die bank was dezelfde bank waar mijn hypotheek liep. Driekwart van mijn salaris ging linea recta weer terug naar mijn baas. Toch werkte ik door.

Na twee winters vroeg het afdelingshoofd of ik assistent account-manager wilde worden. In dezelfde tijd rondde ik bij Phoenix de opleiding Professionele begeleiding af. Zonder dat mijn afdelingshoofd het wist, gaf hij me met zijn verzoek een teken: het was tijd om verder te gaan, tijd om mijn eigen praktijk op te starten. Die praktijk bestaat nu zes jaar en onlangs ontving ik mijn 200e cliënt.

De astijd

De astijd is een tijd die je de grote ordening en jouw plek daarbinnen laat ervaren. De koning die niet weet dat het brood gebakken wordt op hout uit het bos en dat dat as achterlaat, kán zijn onderdanen niet met respect behandelen. Simpelweg omdat hij niet weet wat er gedaan moet worden om het werk gedaan te krijgen. Zo is het ook met leiders en managers.

“Wie niet onderaan de ladder wil beginnen, moet springen…
dondert meestal naar beneden en breekt iets.”

Een artikel van jasper jobse, dit artikel is ook gepubliceerd in de Vuurvogel, het magazine van Phoenix Opleidingen Utrecht. Foto: Amanda Tipton Flickr

Over dapper

Toen ik eind november mijn baan opzegde zonder een nieuwe te hebben, en zonder een helder en gekaderd plan voor ogen te zien, vonden veel mensen me ‘dapper‘. Ikzelf vond het noodzakelijk. Ik was geen seconde bezig met de gevolgen die er aan vast geplakt zaten (drie weken later werd ik behoorlijk ziek, en had daarmee meteen het antwoord). Natuurlijk zat ik niet te springen om deze wending, maar het kon niet anders, en dus volgde ik de stroom.

Lees verder

Van jongen naar man

Als je als jongen geboren wordt, moet je op een gegeven moment de oversteek maken naar de mannenwereld. Je kunt niet eeuwig een ventje blijven. En als je baard begint te groeien, is het tijd.

Man worden doe je niet alleen door voor de eerste keer te ejaculeren, 18 te worden of je rijbewijs te halen. Daar is meer voor nodig. In niet Westerse culturen bestonden en bestaan er nog steeds inwijdingsrituelen om dat te doen. Grote rituelen als sprong naar het volwassen-zijn. Rituelen met veel pijn, die ook nog eens lang duren. Zo zijn er verhalen uit het oerwoud van jongens die uit hun hut weggerukt worden bij hun moeder. En als de moeder daarbij flink schreeuwt en jammert, is de oversteek naar de mannenwereld begonnen.

Je kunt niet eeuwig een ventje blijven. En als je baard begint te groeien, is het tijd.

Eenmaal los van de moeder word zo’n jongen zonder eten en met niet veel meer dan een mes en iets om vuur te maken door een groep mannen, onder leiding van zijn vader, diep het oerwoud ingebracht. Daar blijft hij een aantal weken alleen achter. Terug komen naar het dorp is geen optie. In het bos zoekt hij zijn eigen eten, maakt een eigen slaapplaats, beschermd zich tegen roofdieren en zorgt zelf dat hij het goed heeft. Er is niemand die hem helpt. Als hij gewond raakt moet hij zichzelf verzorgen.

Barbaars

Dit soort verhalen klinkt ons vaak nogal barbaars in de oren. En zo dacht ik er ook over. Ik vond het zelfs schromelijk overdreven. Ik vond op kamers gaan wonen en een beetje voor jezelf kunnen koken wel genoeg.

Tot ik zelf een aantal van dit soort initiatierituelen deed. In een andere vorm weliswaar. Mijn moeder woont sowieso niet in een hut. Ze wist niet eens dat ik van huis was. Het was gewoon in Europa, daar zijn ook bossen. Alle mannen waren voor de wet allang volwassen en ik mocht na afloop warm douchen. Maar de impact was groot. Ik ben er nog steeds blij mee. De blauwe plekken en bloeduitstortingen op mijn lijf nam ik graag voor lief. Wat ik precies deed ga ik je niet vertellen. Zulke dingen doen heeft alleen effect als je niets weet over wat je te wachten staat.

Het feest

Na een aantal weken wordt de jongen opgehaald uit het bos. Hij heeft de oversteek gemaakt en het is tijd voor het feest. Een groot feest en het hele dorp doet mee. Uitbundig en zonder inhouden. Dat betekent niet dat iedereen zich laveloos zuipt, nee dat betekent vooral dat er voluit gedanst en bewogen wordt. Door mannen én vrouwen. Want de oversteek naar de mannenwereld is er een die je vooral met je lijf maakt.

De man is er nu één van hen. Iedereen in het dorp weet het. Ook de moeder weet het. Haar kleine jongen, is niet meer haar kleine jongen. Hij is niet meer van haar. Hij is van zichzelf en hij hoort bij de mannen. Hij staat niet meer onder zijn vader, maar naast zijn vader.

Het nut

Als jongens dit ritueel doorstaan om mannen te worden dan moet het nut wel heel groot zijn. Dat klopt. Een jongen leert drie dingen:

  1. Hij leert voor zichzelf zorgen. Zijn moeder is er letterlijk niet meer en zijn vader ook niet.
  2. Hij leert verantwoordelijkheid nemen voor zijn emoties, met name angst, woede en fysieke pijn. Hij leert zijn emoties en gevoelens dragen.
  3. Hij leert waar hij thuis hoort, bij de mannen.

Het tweede is iets dat bijna vreemd is. Na de rituelen die ik deed, had ik het gevoel dat mijn emoties meer van mij waren. Ondanks dat ze niet in grote of vorm veranderd waren, is de impact die ze hebben kleiner. Alsof ik ze nu heb, in plaats van dat ze mij hadden. Ik schrik er vaak niet meer van. Ik weet dat ze er zijn, maar ik ben ze niet.

Het derde is bijna niet met woorden uit te leggen. Het is een groot gevoel van rust en stevigheid. Zoiets als uit een vliegtuig stappen en weer vaste grond onder je voeten voelen. Alleen wist je niet dat je vloog.

Als man sta je nu naast je vader. Je bent nog steeds zijn zoon, maar je bent niet meer kind. Je hebt bewezen dat je jezelf kunt redden en dragen. Je bent een man geworden in de lijn van alle mannen die jou voorgingen; je vader, opa, grootvader, enz.

Jongens-mannen

In onze Westerse cultuur hebben veel mannen deze oversteek (nog) niet gemaakt of niet kunnen maken. Omdat het niet meer in onze cultuur zit, maar ook omdat veel vaders al van jongs af aan (emotioneel) afwezig zijn. Deze jongens-mannen zijn overal. Ze hebben veel geduld en empathisch vermogen, maar worstelen vaak met agressie en angst. Ze zoeken naar verbondenheid, maar weten niet waar die te halen.

Ze hebben veel geduld en empathisch vermogen, maar worstelen vaak met agressie en angst

Wanneer deze jongens-mannen in een situatie terecht komen waar grenzen een grote rol spelen, dan ervaren ze dat vaak als lastig. Grenzen die al getrokken zijn kunnen ze moeilijk accepteren. En waar grenzen door henzelf getrokken zouden moeten worden laten ze dat soms na. Ze voelen simpelweg niet waarom beide belangrijk zouden kunnen zijn, hun wens op zichzelf te staan is namelijk groter. Je voelt ze dan ook vaak hunkeren naar erkenning, maar als ze die krijgen dan weten ze niet hoe ze hem aan moeten nemen. Alsof ze niet thuis zijn en de post het pakketje erkenning weer mee moet nemen.

Jongens-mannen kunnen er veel baat bij hebben een training te volgen of zich door een man te laten begeleiden. Want een man die de oversteek heeft gemaakt weet waar de eerste grenzen liggen; wie hij is en waar hij bij hoort. Deze man voelt zich gedragen door zijn man-zijn en de soort waarbij hij hoort.

Een bijdrage van Jasper Jobse, Foto: heymarchetti Flickr

Marokkaan op een bakfiets

Nee, dit is geen verhaal over een geïntegreerde Marokkaan. Dit verhaal gaat over fietsen.

Bij een literair praatprogramma over wielrennen hadden een aantal schrijvers plaatsgenomen achter een tafel waaronder gespreksleider Marcel Rözer, de irritante journalist Guus van Holland, de grappige schrijver Jaap Robben, de Belgisch wielerauteur Philip Hoorne en de enige schrijver in Nederland die kan zeggen dat hij op de flanken van Alpe d’Huez de grote Bernard Hinault de vernieling in reed, Peter Winnen.

Lees verder

De juiste baan?

In 2002 werd ik ontslagen. Ik kon mijn baas wel wat. Ik fantaseerde over stenen door de ruiten van zijn villa. Uiteraard bleef ik gewoon thuis en bleven de stoeptegels daar waar ze horen, in zijn stoep.

Waarom ik zo boos was? In mijn hoofd was mijn carrière uitgestippeld. Ik zou een paar jaar redacteur zijn en daarna zou ik langzaam doorschuiven naar het vak van regisseur. Ik had besloten dat ik op mijn plek was. Ik hoorde bij Het Klokhuis en zijn redactie. Nee, onze redactie. Zo voelde het.

Lees verder

Innerlijk emigreren

De innerlijk geëmigreerde komt u meestal tegen op het werk. Hij of zij komt eigenlijk altijd net even te laat binnenlopen. Nooit zoveel te laat dat ze er op aangesproken kunnen worden. Daarnaast gaan ze ook net even te vroeg weg. Altijd zo’n minuut of vijf. Als je daar iets over zegt, wijzen ze met veel bombarie op hun klokje dat standaard vijf minuten te vroeg is afgesteld.

Lees verder

Eigenschappen. Wat doe je waar?

Ik heb mij als puber vaak afgevraagd wat je als mens toch moet met alle ‘slechte’ eigenschappen die je hebt. Dat heeft me behoorlijk bezig gehouden. Van gedachtes “dat God per abuis het verkeerde in mijn rugzak gestopt had” tot “er is vast iets mis met mij”. Wat ik toen nog niet zag is dat iedere eigenschap twee kanten heeft. Het is niet die eigenschap an sich. Integendeel.

Lees verder

Het domein van de talentloze dromers

Iedereen kan alles bereiken, zolang hij er zijn best voor doet. Dat levensmotto heette de American Dream, maar de droom van onbegrensde mogelijkheden is zo langzamerhand mondiaal geworden.

De opmars van die wereldwijd gedeelde droom begon in de jaren zestig, toen de westerse wereld het individualisme omarmde – ‘niemand kan je vertellen wat je moet doen, alleen jij bent verantwoordelijk voor je daden’. En de kinderen van de jaren zestig werden ouders en omdat vrijheid het grootste goed is van de individualist brachten ze hun kinderen één credo boven alle andere bij: alles wat je wilt ligt voor het oprapen, just reach out and grab it. Houdt de fijnbesnaarde zoon van cultuur, dan wordt hij gestimuleerd – dwang is uit den boze – om cultural studies te gaan doen. Een zeldzame opmerking van vader dat met zo’n studie weinig geld te verdienen is, wordt door het kind zelf weggewuifd als burgerlijk geneuzel. Ontplooiing is zoveel belangrijker dan iets ordinairs als geld.

In Vrijheid van Jonathan Franzen staat een passage over de kunstzinnige zussen van hoofdpersoon Patty Berglund. In de autobiografische passage betuigt Patty haar ouders op één punt haar innige dank:
dat ze haar nooit hebben aangemoedigd om Creatief en Kunstzinnig te worden, zoals ze dat bij haar zussen wel altijd deden. Hoezeer het de jonge Patty ook stak dat Joyce en Ray haar maar wat lieten aanmodderen, die veronachtzaming lijkt meer en meer een zegen nu haar zussen allebei in de veertig zijn en moederziel alleen in New York wonen, veel te wereldvreemd en/of verwaand om een relatie van enige duur en inhoud aan te kunnen, en nog altijd afhankelijk van financiële ondersteuning door hun ouders terwijl ze nog steeds, en nog steeds vergeefs, naar het artistieke succes streven dat hun als kind in het vooruitzicht werd gesteld.

De American Dream is alomtegenwoordig in de westerse cultuur. Het is een kernboodschap van alle grote blockbusters van de laatste jaren. Wat is de overeenkomst tussen Harry Potter, Frodo Baggins, Ariadne (het meisje dat in Inception is begiftigd met het talent in andermans dromen te kunnen inbreken) en Mark Zuckerberg (de oprichter van Facebook die in The Social Network wordt geportretteerd)? Dat zij allemaal aan het begin van de film hele gewone stervelingen zijn, maar na verloop van tijd dankzij grote inspanningen in staat blijken te zijn nog grotere prestaties te leveren.

De American Dream is alomtegenwoordig in de westerse cultuur.

Hetzelfde verhaal zit in bijna elke videogame: je begint als nobody, maar met enige investering in je vaardigheden groei je al snel uit tot sportgod, redder van de wereld of rockster. Het is het verhaal dat alle talentenshows ons keer op keer vertellen: een heel normaal persoon, die zomaar besluit mee te doen aan een auditie van SBS6, kan na een felle strijd met zijn rivalen popster en BN’er worden.

De American Dream, dat is ook het succesverhaal van een Marco Borsato, die het sterrendom met het imago van de gewone jongen heeft verenigd. Het ideaal dat iedereen gelijk is en iedereen vrij is om zijn dromen na te streven is er ook de oorzaak van dat hordes mensen op YouTube, blogs en forums hun middelmatige artistieke creaties tentoonspreiden, in de stille, maar meestal luidruchtige hoop opgemerkt te worden. Rond datzelfde ideaal is onlangs zelfs een succesvolle spirituele zelfleer ontstaan. De boodschap van The Secret is dat als je maar gelooft in je eigen succes, je het ook kunt bereiken.

De enige factor die wij, de generatie van de American Dream, niet hebben meegerekend is: talent.

Over talent bestaat een mooi citaat van Aldous Huxley, de schrijver van Brave New World. Huxley schreef in 1933 dat technologische ontwikkelingen, hoge lonen en scholing „een zeer groot publiek hebben geschapen dat kan lezen en leesstof en beeldmateriaal kan aanschaffen”. Volgens de schrijver is echter „het aandeel van de rotzooi in de totale kunstproductie thans groter dan ooit tevoren. Dit is eenvoudig een kwestie van rekenkunde.

In de loop van de vorige eeuw is de bevolking van West-Europa iets meer dan verdubbeld. Het lees- en beeldmateriaal is echter, naar mijn schatting, minstens in een verhouding van één op twintig, misschien ook wel van één op vijftig of zelfs honderd toegenomen. Als een bevolking van x miljoen artistieke talenten heeft, dan zal een bevolking van 2x miljoen waarschijnlijk 2n artistieke talenten bezitten. Welnu, we kunnen de situatie als volgt samenvatten. Tegen één gedrukte pagina met lees- of beeldmateriaal die honderd jaar geleden werd gepubliceerd, publiceert men nu twintig, zo niet honderd pagina’s. Maar tegenover elk talent van vroeger staan er nu slechts twee.” (Aldous Huxley, Beyond the Mexique Bay, A Travellers Journal, vertaling Jules Castier)

Daar valt natuurlijk tegenin te brengen dat door hoge scholing – dat betekende in Huxley’s tijd de revolutionaire ontwikkeling dat ineens de hele bevolking kon lezen en schrijven – ook meer talenten de mogelijkheid krijgen om zich te ontwikkelen. Volgens Huxley was deze toename van potentiële talenten echter onvoldoende om de ongekende groei van de artistieke productie bij te benen. Hoe het ook zij, Huxley zou zijn wenkbrauwen flink hebben gefronst als hij zou horen over de miljoen mensen die anno 2010 in het kleine Nederland volgens onderzoek een roman op de plank hebben liggen. Maar hij zou zich echt rot hebben geschrokken als hij kennis had genomen van een uitvinding genaamd internet.

Dat is het domein waar de talentlozen hun pijnlijk valse Lady Gaga-imitaties de wereld insturen, waar een filmpje van een man die in een konijnenkostuum over straat hopt meer hits krijgt dan waar een site voor serieuze films ooit van kan dromen. Het domein waar talent er niet meer toe doet, zolang je maar gezien wordt, al is het maar door mee te doen met de trend op YouTube van verveelde sukkels die een opname van zichzelf maken terwijl ze naar een onbenullig filmpje van een ander kijken. Internet is het podium, schrijft Andrew Keen in zijn boek The Cult of the Amateur, waar zelfs mensen die écht helemaal niks kunnen hun geboorterecht opeisen een paar minuten in de schijnwerpers te staan.

Maar hoe meer mensen gezien, begaafd, miljonair of beroemd willen worden, hoe meer die roem of rijkdom nooit zullen vergaren. „We were raised by television to believe that we’d be millionaires and movie gods and rock stars – but we won’t”, zegt vechtersbaas Tyler Durden in Fight Club, een film waarin frustraties over de schaduwzijde van de American Dream een vruchtbare bron blijkt voor een apocalyptische geweldsfantasie.

Die schaduwzijde bestaat uit de verbrijzelde dromen van de niet-succesvollen. In een wereld waarin alleen jijzelf verantwoordelijk bent voor je succes, kan alleen jijzelf worden aangesproken op je falen. En volgens verschillende onderzoekers en hulpverleners veroorzaken de druk om te presteren en het onvermogen om aan de verwachtingen van ouders en de samenleving te voldoen, een toename aan gevoelens van boosheid, inertie en irritatie onder jongeren.

Zo schrijven mentaliteitsonderzoekers Frits Spangenberg en Martijn Lampert in hun boek De grenzeloze generatie (2009) dat in Nederland 41 procent van de jongeren te maken heeft met deze gevoelens als gevolg van de vrije, ambitieuze samenleving waarin zij leven. De realiteit van de American Dream is dat we – ondanks YouTube – echt niet allemaal filmgoden of rocksterren worden. „And we’re learning that fact”, zegt Tyler in Fight Club. „And we’re very, very pissed-off.” 

Dit artikel is geschreven door Reinier Kist en gepubliceerd op 2 december 2010 in de nrc.next. Foto: Flickr

Mick

Mick is cool. Hij draagt coole skaterskleren, altijd van een of ander hip merk. Bovendien rapt hij. Niet alleen playbacken, nee, Mick rapt écht! Sterker nog: hij componeert, met behulp van een vriend van zijn vader, zijn eigen rapmuziek! Mick is ook aardig, maar… Het moet natuurlijk niet te dol worden! Als rapper heb je een image en daar hoort bij dat je af en toe ook behoorlijk kortaf moet kunnen zijn. Niet erg, iedereen begrijpt dat.

Lees verder

De kleine ridderman

In mijn praktijk kom ik regelmatig leidinggevenden tegen die me vragen wat ik voor hen kan betekenen. In veel gevallen wordt de vraag gesteld of ik de mensen van een afdeling of team naar een hoger plan kan tillen. Grote woorden die er eigenlijk op neerkomen dat men de medewerkers de mogelijkheid biedt zichzelf te ontwikkelen. Ik ben telkens blij als ik dergelijke managers tegenkom. Maar bij deze blijdschap is er een andere kant, die in organisaties vaak uit het oog verloren raakt.

Lees verder

Carpe Diem

Ken je dat, die dagen dat je echt gelukkig bent? Alles klopt; liefde is overal, je geniet van de bomen, de sprinkhaan, de mensen op straat, de zon, de maan. Het is goed. Heerlijk zijn die dagen. Ze zijn bijzonder omdat er veel dagen zijn waarop het niet zo is. We zijn druk, druk, druk. We jagen onze idealen na (lees: de hang naar perfectie en de normen van onze uit de hand gelopen consumptie en prestatie maatschappij). We zeuren over wat niet gaat zoals we willen, we zeulen de shit uit ons verleden mee en we reiken naar de toekomst, want dan wordt alles beter.

Lees verder