Op slot

Ze heeft een nieuw fietsrondje ontdekt. Precies 10 kilometer, met wat hoogteverschil. Over de nieuwe brug heen, over de Waalbrug terug. Ze verlangt naar routines en rituelen, een vast ritme. Regelmaat, orde. Niet hoeven nadenken, twijfelen, afvragen. Ze haat sport maar ze ‘moet’. Misschien kan het op deze manier wel. Naar het schijnt duurt het dertig dagen om nieuwe routines te verankeren in je systeem. Zo lang heeft ze een nieuwe gewoonte nog nooit volgehouden. Maar dit nieuwe fietsrondje is toch een kanshebber om tijdelijk voor vastigheid te zorgen. Als je het namelijk andersom fietst, is het een heel ander rondje. En door het werk aan de omlegging van de Waal wijzigen de wegen ook voortdurend. Afwisseling in routine, de enige manier om haar in beweging te krijgen.

Op de Waalbrug fietst ze langs een vreemde constructie van hekwerk die telkens weer dezelfde herinnering oproept aan een brug in Florence waar duizenden en duizenden hangsloten aan vastgeklonken zijn. Ter bezegeling van een of andere liefde, of ter bezwering en bekrachtiging van een wens. Het hekwerk op de Waalbrug telt een of twee hangslotjes, een miezerige poging om die brug in Florence na te apen? Of er helemaal nooit voor bedoeld geweest? Ze heeft nog een oud kettingslot in haar fietstas zitten en elke keer dat ze haar rondje fietst bedenkt ze ‘ik kan hem er wel bij hangen’ maar ze stopt niet. Vandaag wel. Vandaag stopt ze, allereerst om even te genieten van de aanblik van de Waalkade. Mooi in al haar lelijkheid. Dat iemand het ooit een goed idee gevonden heeft om dat Casino daar neer te zetten. Vreemd ook, zo’n prachtige rivier, en dan een stad die haar de rug toekeert. Ja er zijn wel wat terrasjes, maar geen leuke, charmante, met culinair uitdagende restaurantjes eraan vast. Nee. Nijmegen waardeert de Waal niet genoeg.

En dan duikt ze in haar fietstas. In een stinkend plasje oud regenwater en dode bladeren ligt het verroeste geval. Het natte metaal voelt zwaar in haar hand. Het is glibberig en stroef tegelijk, van algen en van roest. Het ruikt zoals bloed proeft. Roest, koper. Het is al zo oud, met geel verweerd plastic bekleed. Vroeger hing het aan haar stuur, voor moed en zelfvertrouwen. Onder handbereik toen ze als tiener van een feest of training naar huis fietste, in het donker, door het bos, langs het rangeerterrein en de sportvelden. Het ‘klang klang klang’ van het hangslotje tegen haar frame gaf haar bravoure. Het ritme ging gelijk omhoog met haar tempo. Zweepte haar op als een slaventrommel. Tot ze bovenaan een vals plat de schijnveilige cirkels van de straatverlichting in de bloemkoolwijk bereikte.

“Dag Kim”. Haar hart drukt zich van schrik plat tegen de wand van haar borstkas en staat even stokstijf stil. Die stem! “Joost! Wat doe jij hier nou weer?” “Ik wil dat slot hebben” “Huh, wat… hoe… Waar kom je ineens vandaan man? Hoezo wil je mijn slot hebben?” “Geef me dat slot” “Joost, ben je wel helemaal fris? Na al die jaren, ik herkende je zowat niet eens” “Geef me nou gewoon dat slot, zeik niet zo, kutwijf!” “Je krijgt het niet, idioot! Ik heb er herinneringen aan, wat moet jij er nou mee?” “Ik heb er óók herinneringen aan, maar dát weet jij zeker niet meer?” “Huh… wat? Hoe kom jij nou aan herinneringen aan mijn slot? We kenden elkaar zowat niet” “Geef mij dat slot nou maar. Dat je destijds te bezopen was om door te hebben wat er precies gebeurde kan ik nog verkroppen. Maar dat je nou nog steeds met dat kreng loopt te zwiepen gaat echt te ver”.

De verwarring en frustratie worden Kim teveel, ze hoort haar eigen stem over de brug schallen “Wat heb ik er mee gedaan dan? Waar héb je het over”… “Ach Kim, zo’n stoer wijf, met je korte hockeyrokje en je pronte tieten ’s avonds in het donker alleen naar huis fietsen, goed op tempo, kleng kleng kleng dat slotje tegen je frame. We hoorden je van verre aankomen”. … Ineens schieten er beelden door haar hoofd. Die lange weg in het donker… ze zal toch niet ooit écht… Haar mond valt open. Het slot bungelt in haar hand… Joost pakt haar bij haar schouder… die hand, die ijzeren greep die heeft ze eerder gevoeld. En niet alleen op haar schouder…

Haar lichaam herinnert zich alles voor haar hoofd dat doet en ze slingert met een reusachtige zwaai het slot, net als twintig jaar geleden, tegen de knieschijven van Joost. Een ezel stoot zich kennelijk wel twee keer tegen dezelfde steen.

een brijdragen vanSanne Roemen, Foto: OutsaPop