De ziel van putter

Mijn opa was er de man niet naar om je te troosten met het soort sprookjes waar de meeste volwassenen mee aankwamen.

«Je hart is als de wereld,» zei hij. «In je hart zijn veel landen en ieder land is anders.
Er groeien andere bloemen en planten. Er vliegen andere vogels. Er wordt een andere taal gesproken. Ieder land heeft maar één bewoner. En jou natuurlijk, want jij woont in alle landen tegelijk. In het ene land woon je liever dan in het andere. Misschien woont daar iemand met wie je om dezelfde dingen kunt lachen, of met wie je om dezelfde dingen bedroefd wordt. In sommige landen woont misschien iemand die lekkere bitterkoekjespudding kan maken of prachtig piano kan spelen. Daar ben je misschien ook graag. Het langst woon je met je vader en moeder. Zo is het voor iedereen.»

«O,» zei ik. Tot nu toe dacht ik dat ik het was die in het land van mijn vader en moeder woonde. Maar blijkbaar hadden zij ook bij mij gewoond. «Ieder mens heeft een hart vol met landen,’ zei hij. «Kinderen net zo goed als volwassenen.» «Wat gebeurt er nu met mammies land?» vroeg ik.
«Dat blijft zoals het is,» zei hij. «In sommige landen kun je wel weer eens iemand anders laten wonen, maar niet overal. Landen van mensen van wie je veel gehouden hebt, blijven onbewoond. Jij bent de enige die daar kunt komen.»
Dat vond ik wel een geruststellende gedachte.
«Eén ding spreken we af,» zei hij. Hij legde zijn hand op mijn hoofd en ik rook de geur van sigaren die uit zijn snor opsteeg.
«Goed,» zei ik alvast.
«Je mag het lege land niet afsluiten,» zei hij.
Hij keek me aan. Ik knikte nog maar eens. Ik had geen idee wat hij bedoelde.
«Eerst is het een woestijn, dat land,» zei hij. «Een reuze kale boel. Daar moet je aan wennen. Maar je moet geduld hebben. Na drie jaar groeit daar gras. Na vier jaar staan er bloemen en struiken. Na vijf jaar staat er een lucht boven die blauwer is dan andere luchten, de vogels vliegen er sneller en fluiten harder, de wind blaast er met groter tederheid. Het water is er koud en schoon, de stilte is dieper en de nacht zaait geen losse sterren, maar een sterrenhemel die jouw wereld zal verbinden met die van alle anderen.»
Hij schoof het bandje van een sigaar en gaf het me. Verstopt in een grijze wolk zei hij: «Als je daar eenmaal bent, zul je merken dat het lege land vruchtbaarder is dan je andere landen. Het is een bron, een sleutel. Je mag het niet afsluiten. Blijf er wonen.»

Dat was vijfendertig jaar geleden. Het land waar mijn opa leefde is al vele jaren leeg. Nog vaak doe ik het hek open dat piept en knarst omdat het nodig gesmeerd moet worden. Het staat op een kier, want ik sluit het niet af. Er hangt nog vaag de geur van het rozenhout van lege sigarenkistjes. Alles liet ik, zoals het was. De tegels verzakten en braken in stukken. De wind floot tussen de pilaren van de huizen die hij gebouwd had. Na een tijdje stortten ze in. Toen bestond het land alleen nog maar uit een berg puin. Het was een kale bedoening. Nu en dan gooide ik wat stenen opzij om het pad vrij te houden. Het was niet wat je noemt een schilderachtige wandeling. Maar de tijd verstreek en op een dag verscheen er een groen waas over de rommel en even later stond er gras. En toen gebeurde met het land van mijn opa wat er eerder met het land van mijn moeder was gebeurd. De wind zaaide bloemen en struiken en hier en daar zelfs een jonge eik en een populier. Na vijf jaar stond er een lucht boven die blauwer was dan andere luchten, de vogels vlogen er sneller en zongen harder, een tedere wind ritselde in de populieren. Het water is er koud en schoon, de stilte diep en vredig en de nacht brengt een sterrenhemel die alle werelden met elkaar verbindt. Probeer daaraan te denken als het een kale boel is om je heen. Sluit leeg land niet af. Blijf er wonen.

Geschreven door en ©  Pauline van de Ven
Met toestemming overgenomen voorwoord uit het prachtige boekje: De ziel van Putter